Basilica di Santa Maria Maggiore

Het is de grootste van alle kerken die opgedragen zijn aan Onze Lieve Vrouw. Het is ook de enige Romeinse Basiliek, die ondanks de verscheidene bijgebouwde versieringen haar oorspronkelijke vorm heeft bewaard. Volgens de legende werd ze gebouwd in 352 na een verschijning van de Gezegende Maagd. In augustus had Paus Liberio een droom, waarbij de Maagd aan hem verscheen. Diezelfde droom had ook een rijk Romeins echtpaar, die geen erfgenamen hadden en besloten om hun rijkdom aan de Kerk te geven. Ieder jaar, op 5 augustus, wordt de legende herdacht door een regen van witte rozenblaadjes in de kerk. Hij kreeg de opdracht om een kerk te bouwen op de plaats waar de volgende ochtend sneeuw zou liggen. Het wonder geschiedde, want het sneeuwde op de plaats waar nu de Basilica staat. Naast de legende was Liberius een felle tegenstander van de ‘Ariërs’, die de goddelijkheid van Jezus negeerden. In die tijd werd de Esquilinus bewoond door barbaren die vooral Ariërs waren. Door het oprichten van de kerk wilde Liberius de cultus van de moeder van God bevorderen tegen het heidens geloof. De basilica, die ook ‘Liberiana’ wordt genoemd of Santa Maria della Neve, verviel en verdween, maar werd door Paus Sixtus III (432-440) heropgericht, om het dogma van de ‘Goddelijke Moeder’ te vieren. Het concilie van Epheze (431) bevestigde dat Maria de moeder was van God. In een reeks mozaïeken ( de aankondiging, de aanbidding door de wijzen, de vlucht naar Egypte, … ) nodigt Sixtus uit om te mediteren over de goddelijkheid van Maria en Jezus. Een groot mozaïek van Jacopo Torriti, dat de Triomf van Maria voorstelt, besluit een reeks fresco’s uit de tijd van Sixtus III. In de omgeving van de kerk stond de oude Romeinse tempel voor Juno Lucina, de Romeinse moeder godin. Het is zeer waarschijnlijk dat de kerk gewijd aan Maria komaf moest maken met de heidense cultus voor Juno. Sommige zuilen komen trouwens uit de oude Romeinse Juno-tempel. Naast de mozaïeken over Maria, zijn er ook nog verschillende taferelen uit het oude testament uitgebeeld. Er ligt ook een kostbaar houten relikwie, waarvan men zegt dat het een deel was van de kribbe uit Betlehem. Sixtus maakte de stal na om er de relikwie in ten toon te stellen. Nu ligt het in 19de eeuws schrijn onder het hoofdaltaar. Er zijn verschillende architectonische stijlen. De kerk heeft drie vleugels, gescheiden door monolithische Ionische zuilen. Het plafond, wordt toegeschreven aan Giuliano uit Sangallo, en is versierd met het wapen van Alexander VI Borgia, de stier. Het goud dat gebruikt werd voor de decoratie was het eerste dat uit de Nieuwe Wereld kwam en was een gift van Spanje aan Paus Alexander VI. De vloer dateert uit de 12de eeuw. Pius VI ligt begraven onder een enorm groot grafmonument in de kerk. De klokkentoren uit 1375, opgebouwd in Romaanse stijl, door Gregorius XI is met zijn 75 meter de hoogste van Rome. De voorgevel werd in de 18de eeuw gebouwd, maar bewaarde de mozaïeken uit de 13de eeuw. Het bovenste deel toont Christus als Pankreator (heerser over alles) en Leraar, in Byzantijnse stijl. Hij toont een boek met de tekst: EGO SUM LUX MUNDI QUI: Ik ben het licht van de wereld dat (wegneemt de zonden der wereld). De mozaïeken zijn niet altijd te bezichtigen.

De Santa Maria Maggiore, waarvan de basis een oorspronkelijke Romeinse Basilica was.