Basilica di San Giovanni (St-Jan in Lateranen)

St-Jan in Lateranen is de kathedraal van Rome, de moeder en hoofd van alle kerken in Rome en de wereld, gesticht door keizer Constantijn. Ze werd verschillende keren vernield en herbouwd. De huidige basiliek dateert uit de 17de eeuw.

In het oude Rome behoorde de plaats toe aan de familie Laterani. Een lid uit die familie, P Sextius Lateranus, was de eerste plebejer die het tot consul bracht. In Nero’s tijd werd een ander lid, Plautius Lateranus, toen Consul designatus, beschuldigd van samenzwering tegen de keizer. Zijn bezittingen werden aangeslagen en Plautius werd ter dood veroordeeld. De schrijver Juvenalis spreekt over het paleis als een plaats met enige schoonheid. Enkele resten van de oorspronkelijke muren zijn nog te zien in de wal net buiten St-Jan en in de 18de eeuw werd een beschilderde ruimte ontdekt binnen de basilica zelf achter de Lancelotti-kapel. In 1880 gedurende uitgravingen voor de uitbreiding van de apsis, kwamen ook nog sporen van oudere gebouwen aan het licht. Het paleis kwam in handen van Constantijn, de eerste Christelijke keizer, via zijn echtgenote, Fausta, en daardoor wordt het soms ook Domus Faustae genoemd. In de tijd van Paus Melchiades, moet Constantijn het gebouw aan de kerk geschonken hebben rond 311. Vanaf die tijd werd de plaats het centrum van het Christelijk leven in de stad, de residentie van de Pausen en de kathedraal van Rome. In tegenstelling tot het verhaal dat zegt dat Constantijn eigenhandig hielp aan de bouw, is het waarschijnlijk dat er geen nieuwe basiliek gebouwd werd, maar dat de basiliek, of grote hal, van het paleis verbouwd werd. De oorspronkelijke kerk was vermoedelijk niet erg groot en gewijd aan de Heiland, Basilica Salvatoris. De toewijding aan St-Jan stamt uit een latere periode en komt door een naburig Benediktijnerklooster van Johannes de Doper en Johannes de Evangelist waarvan de leden instonden voor de diensten en het onderhoud van de kerk. Door de vele donaties van Pausen en andere weldoeners, opgetekend in het ‘Liber Pontificalis’ en door de uitstraling in de oudheid werd de kerk ook bekend onder de naam ‘Basilica Aurea’ (Gouden kerk). Die uitstraling oefende een aantrekkingskracht uit op de Vandalen die de kerk beroofden van haar schatten. St.Leo de grote restaureerde de kerk in 460 maar in 896 werd ze bijna volledig vernield door aan aardbeving. Opnieuw werd de kerk herbouwd, maar na slechts 100 jaar brandde ze volledig af. Ze werd herbouwd door ClemensV en Johannes XXII maar brandde opnieuw af in 1360 en door Urbanus V opnieuw herbouwd. Tijdens de meeste van deze verbouwingen bleef de oorspronkelijke vorm bewaard. Toen de pausen terugkeerden uit hun ballingschap in Avignon vonden ze de stad bijna verlaten en haar kerken in ruïnes terug. Grote werken werden uitgevoerd door Martinus V en zijn opvolgers. Het paleis werd echter niet meer gebruikt als residentie en vanaf toen verhuisden ze naar het Vaticaan. Pas in de 17de eeuw kreeg de kerk haar huidige uitzicht na restauraties van Paus Innocentius X en zijn architect Borromini. De St. Jan van Lateranen dateert in haar huidige vorm van 1650. Ze is wellicht niet Rome's mooiste kerk, maar de stoere gevel met zeven meter hoge beelden, de hoge, uit de Curia weggehaalde deuren, het schip van 130 m, de zware zuilen, de pauselijke graven en de apsis met een groot laat dertiende-eeuws mozaïek zijn zeer indrukwekkend. De façade werd gebouwd door Allessandro Gallilei in 1735. In de arcade op de linkerkant staat de beeltenis van Constantijn terwijl hij terugkeert van de keizerlijke Thermen op de Quirinaal. Het gouden plafond, gewild door Pirro Ligorio is indrukwekkend. Net als in St-Pieters bevindt er zich hier ook een Heilige deur, die enkel in een Heilig jaar geopend wordt. De relikwieën, de schedels van de apostels Petrus en Paulus worden in een kostbaar zilveren schrijn bewaard. Naast de basiliek staat het pauselijk paleis van het Lateraan, dat in 1586 werd gebouwd op de plaats waar sinds eeuwen het paleis van de bisschop van Rome, dus de paus, had gestaan. Tekeningen van Maarten van Heemskerck geven nog een idee van de gebouwen, die in verval raakten door de afwezigheid van de pausen tijdens de Babylonische gevangenschap in Avignon (1309-1377). Het is historisch terrein. In het vroegere paleis hielden Duitse keizers van het Heilige Roomse Rijk hun kroningsmaaltijden. Er vonden vele concilies plaats. In 1929 werd op 11 februari in de Sala dei Papi door de paus en de Italiaanse staat het verdrag van de Lateranen ondertekend, waarbij de huidige Vaticaanse staat ontstond. Het bij het paleis gelegen baptisterium (doopkapel) dat in circa 432 werd gebouwd, heeft het verval beter doorstaan. Het achthoekige interieur heeft acht porfieren zuilen die een balkenstelsel dragen waarop kleinere zuilen en het dak werden opgetrokken. Rond het centrale deel, waar op zondagmiddagen doopplechtigheden een boeiend kijkspel vormen, liggen vier kapellen, die rijk versierd zijn met mozaïeken, monumenten en schilderingen. Het altaar, dat onder Pius IX werd veranderd in 1851, bevat nog gedeelten van het houten altaar waarvoor de eerste pausen van Rome, van Petrus tot Silvester, de mis opdroegen.

De gevel van Sint-Jan in Lateranen