Het Atrium Vestae

Het huis van de Vestaalse Maagden was onmiddellijk tegen de Tempel van Vesta gebouwd. De hogepriesteressen van de Vesta Cultus hadden hier hun residentie sedert de 6de eeuw v C. tot de 4de eeuw n C. Het telde verschillende verdiepingen en was uitgerust met het grootste comfort. De marmeren vloer en de wandversieringen zijn nog gedeeltelijk herkenbaar en dateren uit de tijd van Nero. In het midden van het huis kan men het mooie binnenplein betreden. De drie vijvers worden door de beelden, uit de tijd van Septimus Severus, van de oudste maagden omgeven. De Vestalinnen stammen uit de patriciërs families en werden in de leeftijd van zes tot tien jaar opgenomen. Dertig jaar lang moesten ze in dienst blijven en werden tot kuisheid verplicht. De eerste 10 jaar leerden ze al hun plichten, de volgende tien jaar oefenden ze de erediensten uit, de laatste 10 jaar gaven ze les aan de jongeren. Wie de regel van de kuisheid overtrad werd met de dood gestraft. Maar omdat men het bloed van een Vestaalse niet mocht vergieten, werd ze levend in een kerker begraven. Als wederdienst genoten ze wel aanzienlijke privilegiën. Ze waren niet meer onderworpen aan de vaderlijke macht (deze opgave werd gedeeltelijk overgenomen door de Pontifex Maximus) waardoor ze een testament mochten maken en over hun eigen bezittingen konden beschikken, wat voor een Romeinse vrouw iets heel bijzonder was. Ze stonden hoog in aanzien, mochten per wagen door de stad rijden, bij de spelen werd er voor hen een bijzondere plaats gereserveerd en ze kregen een graf binnen de grenzen van de stad. De voornaamste taak van de Vestaalsen was beschermen en onderhouden van het vuur in de Tempel van Vesta, de oudste en heiligste tempel van het Forum. Als het vuur uitging, was dit een teken dat een Vestaalse haar eed gebroken had. Na de dertig jaar dienst, mochten ze hun eigen leven opnemen.

In ruil voor kuisheid kregen de Vestaalse Maagden heel wat privileges.